Impaired awareness of hypoglycaemia – vervolg

Mijn onderzoeksgroep publiceerde recent een artikel, waarin we in een groep mensen met type 1 diabetes hebben gekeken naar het probleem van het niet aanvoelen van hypo’s (impaired unawareness of hypoglycaemia, IAH), en hoe dit over de tijd varieert. Al eerder hebben we aangetoond dat mensen met type 1 diabetes, bij wie nog enige residuele insuline secretie aanwezig is (hetgeen wordt gedetecteerd dat in het serum nog C-peptide te meten valt) een kleinere kans hebben op IAH. In deze sytudie bevestigen we dit, en beschrijven we ook d ekarakteristieken van mensen bij wie IAH weer verdwijnt.

Het abstract van de studie:

Aims: To describe the change in impaired awareness of hypoglycaemia (IAH) over time and to identify factors associated with this change in the Dutch Type 1 Diabetes biomarkers cohort (NCT04977635).

Methods: A prospective cohort of type 1 diabetes patients, with C-peptide <300 pmol/L, who had completed the Clarke questionnaire, to determine IAH status, at baseline and after 2 years. Changes in awareness status were defined and compares as follows: unchanged normal awareness (NAH) versus unchanged IAH, new IAH versus reversal of IAH. Multivariate logistic regression models were fitted using forward and backward stepwise selection using a 0.10 P-value cut-off, and stepwise backward selection using AIC criteria.

Results: A total of 431 out of 611 participants were included. The baseline prevalence of IAH was 17 % and 20 % after 2 years. The incidence proportion of new IAH and reversal of IAH were, 9.5 % and 31 %, respectively. For every 2.7-fold increase in C-peptide, the odds of IAH decrease by 58 %. A 1-unit increase in BMI over the 2-year follow-up period is associated with a 5.27-fold increase in the odds of reversing IAH.

Conclusions: Higher C-peptide levels are protective against new IAH, and an increase in BMI over time is associated with the reversal of IAH.

Het volledige artikel vindt u hier: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1056872724002198

 

 

B12 behandeling als er geen tekort is?

Er zijn de afgelopen jaren een aantal wetenschappelijke artikelen gepubliceerd die suggereren dat hooggedoseerde (parenterale) vitamine B12 behandeling een gunstige rol kan spelen bij aandoeningen, die niet gekarakteriseerd worden door een B12 tekort. Dit zijn aandoeningen als neuropathie, multiple sclerose, amyotrofe lateraal sclerose, sepsis, en de ziekte van Parkinson. De rationale hiervoor is dat vitB12 een aantal belangrijke functies en effecten heeft op de zenuwfunctie en in het brein. Hieronder vindt u de belangrijkste recente bevindingen op dit gebied.

(meer…)

CD320 auto-antistoffen

The article by Pluvinage et al (published in Sci. Transl. Med. 2024; 16:eadl3758) explores a novel autoimmune cause of vitamin B12 deficiency in the central nervous system (CNS), termed “Autoimmune B12 Central Deficiency” (ABCD). Researchers from San Francisco discovered autoantibodies targeting the transcobalamin receptor (CD320), a key protein in vitamin B12 transport, impairing B12 uptake into the brain despite normal serum B12 levels.

(meer…)

LARS1 mutaties en MRI

Leucine aminoacyl tRNA-synthetase 1 (LARS1)-deficiëntie, ook bekend als infantiel leverfalensyndroom type 1 (ILFS1; MIM #615438), wordt veroorzaakt door biallelische pathogene varianten in LARS1. Aminoacyl-tRNA-synthetasen (ARS) verbinden tRNA en verwante aminozuren en zijn dus essentieel voor de eiwitsynthese. Verlies van cytosolaire leucine-aminoacyl-tRNA-synthetase-activiteit bij personen met LARS1-deficiëntie resulteert in een verstoorde eiwittranslatie. De aandoening is erg zeldzaam, en wordt gekenmerkt door terugkerende, meestal door koorts getriggerde episodes met acuut leverfalen of acute verhoging van levertransaminasen die geassocieerd kunnen worden met leverfibrose, neurologische ontwikkelingsachterstand, toevallen, spierhypotonie, groeiachterstand en microcytaire anemie. In het volgende onderzoek hebben we veranderingen van het hersenweefsel, waargenomen op MRI onderzoek, beoordeeld bij 13 personen met biallelische varianten in LARS1.

(meer…)

SAF vs CACS

Er zijn verschillende manieren om het risico op het ontstaan van hart- en vaatziekten beter in te schatten. Eén ervan is het meten van de huid autofluorescentie (skin autofluorescence, SAF) met behulp van de zgn. AGE-reader, een andere is het doen van een CT-scan van de kransvaten van het hart en het meten van de verkalkingen hierin, de ‘coronary artery calcium score’ (CACS). In een unieke samenwerking met de collega’s van de afdelingen Radiologie, Epidemiologie en Cardiologie hebben wij beide methoden met elkaar vergeleken bij mensen die deelnamen aan de Lifelines Cohort studie.

(meer…)