Zo’n 90 jaar geleden bracht uitgevers-maatschappij Kosmos het Dieet-kookboek voor suikerzieken uit.

 

Een handzaam boekje vol tabellen en recepten. Tabellen met het koolhydraat- en eiwitgehalte van gerechten.
Recepten voor verantwoorde gerechten voor mensen met diabetes, en wel de variant die we nu type 1 diabetes noemen.
Van bloemkool- en spinaziesoep, tot toespijzen van aardbeiendparfait tot vanillevla en vruchtenvla, en enkele cocktails.

 

Je wordt vrolijk van de cokcktails die op blz 53 zijn beschreven, bv de Turfclub: 20 c.c. Rhum, 40 c.c. Cognac, paar dr. Angustora (een kruidenbitter).

Er was zelfs een lijst van voedingsmiddelen met hun vermoede gehalte aan A, B, C, D en E vitamine. Met nog bar weinig onderscheid tussen de B vitamines, bv vitamine B12 was nog niet ontdekt.
Acht a negen jaar eerder, in 1926, was de zogenaamde “antipernicieuze factor” ontdekt door George Minot en William Murphy. De bron was de lever, de basis voor de behandeling van mensen met B12 tekort in de jaren 30 en 40. Pas in 1948 werd vitamine B12 als aparte stof geïsoleerd.

Het voorwoord van het boek werd geschreven door dr. Jac. J. de Jong, die terecht stilstond bij de immense landverschuiving die was opgetreden door het beschikbaar komen van insuline, als behandeling van type 1 diabetes, vanaf 1922.
Twee citaten: