door bhrw | mei 19, 2022 | diabetes, gezondheidszorg
In het kader van hun bachelor project hebben 5 enthousiaste studenten Geneeskunde in Groningen onderzoek gedaan naar de verbetering van kwaliteit van leven van mensen met type 1 diabetes die een sensor (ruim twee-derde gebruikte rtCGM, real-time continue glucose monitoring) zijn gaan gebruiken. De resultaten zijn eind 2020 gepubliceerd in het Nederlands Tijdschjift voor Diabetologie, en vindt u hier: https://link.springer.com/article/10.1007/s12467-020-0607-0. Aan het onderzoek deden mensen met type 1 diabetes mee van het Martini ziekenhuis (dr. Klaas Hoogenberg) en het UMCG.
De samenvatting is als volgt:
Sensortechnologie biedt aan mensen met type 1-diabetes de mogelijkheid om het verloop van de glucosewaarde nauwgezet te volgen. Bij bepaalde typen sensoren is er tevens de mogelijkheid van alarmering bij (dreigende) hypoglykemie. Wij onderzochten in een retrospectieve studieopzet of de kwaliteit van leven van mensen met type 1-diabetes veranderd is door het gebruik van continue glucosemonitoring via een sensor. In totaal werden de vragenlijsten − deels gebaseerd op de PAID en Angst voor Hypoglykemie Vragenlijst en deels op de EQ5L kwaliteit van leven-schaal − door 105 mensen ingevuld. De gemiddelde leeftijd was 50 (spreiding van 18 tot 76) jaar. In totaal maakten 33 (31%) personen gebruik van Flash Glucose Monitoring (FGM) en 72 (69%) van Real-Time Continue Glucose Monitoring (RT-CGM). Er was een sterke en significante toename van de gerapporteerde kwaliteit van leven in alle domeinen. Een significante daling van het HbA1c-gehalte werd vastgesteld bij die mensen die de sensortechnologie toepasten ter verbetering van de glykemische regulatie. Wij concluderen dat er sprake is van een sterke verbetering van de kwaliteit van leven bij het gebruik van FGM of RT-CGM in vergelijking met de vingerprikmethode bij mensen met type 1-diabetes. Daarnaast verbeterde de glucoseregulatie aanzienlijk.
De verbetering van kwaliteit van leven is grafisch weergegeven in onderstaande figuur:
De score op de Kwaliteit van Leven thermometer neemt toe met gemiddeld 25 punten, hetgeen een dramatische goede verbetering is, en de HbA1c-waarde daalt met gemiddeld 0,3%-punt. Hierbij daalt de HbA1c-waarde significant bij deelnemers die hun glucosewaarden niet goed kunnen regelen, maar er is –zoals verwacht- geen significante daling bij deelnemers die hun hypo niet tijdig voelen aankomen. Zij ervaren wel veel en veel minder hypo’s. Eén deelneemster zag haar aantal ernstige hypo’s door inzet van deze technologie afnemen van ruim 15 per maand naar minder dan 1 per maand.
Volledige vergoeding van sensoren voor iedereen met type 1 diabetes MOET !!!! Zie ook: https://www.diabetesplus.nl/sensorvergoeding-moet-nu/
door bhrw | apr 12, 2022 | diabetes, gezondheidszorg
Belangrijke toevoeging aan de behandeling van mensen met type 2 diabetes.
En mensen met hartfalen zónder diabetes.
door bhrw | nov 4, 2021 | diabetes
Zie ook de volgende vlammende ingezonden brief:
https://dom-pubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/dom.14631
door bhrw | jul 8, 2021 | diabetes, wetenschap
In het zgn. Lifelines onderzoek bekeken wij een groep van potentiële risicofactoren voor het ontwikkelen van type 2 diabetes en de toepasbaarheid van deze risicofactoren in het voorspellen van type 2 diabetes in de dagelijkse praktijk.
Allereerst hebben we een omgevingsbrede associatie studiemethode (EWAS) gebruikt waarin we hebben gekeken naar de associaties tussen 134 verschillende variabelen en het ontwikkelen van type 2 diabetes. Daaruit bleken 63 variabelen significant geassocieerd te zijn met type 2 diabetes. Ondanks dat veel van deze risicofactoren al eerder omschreven zijn in de medische literatuur, vonden we -naar ons beste weten- niet eerder gerapporteerde associaties voor variabelen over kwaliteit van leven en bepaalde medicatie (bijvoorbeeld maagbeschermers, anti-astma medicijnen). De variabele HbA1c voorspelde het grootste risico op het krijgen van type 2 diabetes. Het risico wat veroorzaakt wordt door het verhogen van het HbA1c met één standaarddeviatie (+0.31%) is grofweg vergelijkbaar met een toename van 0.53 mmol/l in glucose.
Sommige variabelen zoals BMI, HDL-cholesterol en urinezuur hadden een toename van twee standaarddeviaties nodig om hetzelfde risico te voorspellen als HbA1c. De meeste andere variabelen moesten een onmogelijke hoeveelheid toenemen om tot hetzelfde risico te komen.
Nu we wisten welke individuele risicofactoren het krijgen van type 2 diabetes voorspellen, wilden we kijken welke van deze variabelen kunnen samenwerken om het risico zo goed mogelijk te voorspellen. Dit deden we door een zogenaamde Machine Learning benadering toe te passen. We zagen dat correlaties tussen risicofactoren over het algemeen bescheiden waren. De risicofactoren die sterker met elkaar correleerden hadden vaak een vergelijkbare fysiologische oorsprong (zoals BMI en buikomvang). Daarentegen waren er slechts een handvol variabelen geschikt om ziekterisico onafhankelijk van elkaar te voorspellen; de andere risicofactoren waren min of meer inwisselbaar. Dit werd bevestigd toen we de variabelen één voor één aan een model toevoegden: na in totaal vier risicofactoren was het model verzadigd. Dit betekent dat het toevoegen van andere risicofactoren niet zorgde voor een betere voorspelling van het ontwikkelen van type 2 diabetes.
Behalve glucose en HbA1c waren andere variabelen waarvoor invasieve methoden zoals bloedafname nodig zijn niet bijdragend aan het model. Naast deze twee variabelen voorspelde alleen het hebben van een positieve familiegeschiedenis voor diabetes een uniek stukje ziekte-ontwikkeling. Daarnaast zagen we dat ondanks dat een variabele al in een model was toegevoegd, de kracht van de voorspelling kon variëren op basis van de variabelen die daarna werden toegevoegd.
Het volledige onderzoek vindt u hier: https://link.springer.com/article/10.1007%2Fs00125-021-05419-1
door bhrw | okt 15, 2020 | diabetes, gezondheidszorg, wetenschap
Aim: To describe the prevalence and characteristics of polypharmacy in a Dutch cohort of individuals with type 2 diabetes.
Methods: We included people with type 2 diabetes from the Diabetes Pearl cohort, of whom 3886 were treated in primary care and 2873 in academic care (secondary/tertiary). With multivariable multinomial logistic regression analyses stratified for line of care, we assessed which sociodemographic, lifestyle and cardiometabolic characteristics were associated with moderate (5-9 medications) and severe polypharmacy (≥ 10 medications) compared with no polypharmacy (0-4 medications).
Results: Mean age was 63 ± 10 years, and 40% were women. The median number of daily medications was 5 (IQR 3-7) in primary care and 7 (IQR 5-10) in academic care. The prevalence of moderate and severe polypharmacy was 44% and 10% in primary care, and 53% and 29% in academic care respectively. Glucose-lowering and lipid-modifying medications were most prevalent. People with severe polypharmacy used a relatively large amount of other (i.e. non-cardiovascular and non-glucose-lowering) medication. Moderate and severe polypharmacy across all lines of care were associated with higher age, low educational level, more smoking, longer diabetes duration, higher BMI and more cardiovascular disease.
Conclusions: Severe and moderate polypharmacy are prevalent in over half of people with type 2 diabetes in primary care, and even more in academic care. People with polypharmacy are characterized by poorer cardiometabolic status. These results highlight the significance of polypharmacy in type 2 diabetes.
Het artikel staat al online.
Link: https://onlinelibrary.wiley.com/doi/pdf/10.1111/dme.14406
door bhrw | okt 7, 2020 | diabetes, gezondheidszorg, wetenschap
What is already known about this subject?
There is a growing body of evidence that type 2 dia-betes (T2D) is a stronger risk factor for cardiovascular complications in women than in men.
We aimed to evaluate sex differences in the levels of cardiometabolic risk factors, pharmacological treatment and achievement of treatment targets for hemoglobin A1c (HbA1c), systolic blood pressure (SBP) and low-density lipoprotein cholesterol (LDL-c), in a large, well-phenotyped cohort of Dutch individuals with T2D.
What are the new findings?
Women, especially those with lower and middle educational levels, had a substantially higher body mass index than men, while other cardiometabolic risk factors were highly comparable.
Women were more likely to receive antihypertensive medication in the presence of high cardiovascular disease risk and increased SBP, while no differences were found for glucose-lowering or lipid-lowering medication.
Dit artikel is natuurlijk Open Access gepubliceerd. Bron en meer informatie: BMJ Open Diabetes Research and Care 2020;8:e001365
Link: https://drc.bmj.com/content/8/1/e001365
Recente reacties